Wie in Lissabon is geweest, kent ongetwijfeld de Torre de Belém, de imposante verdedigingstoren uit 1515 in wulpse manuelstijl aan de oever van de Taag. Minstens even bekend zijn de kleine taartjes die Pastéis de Belém heten. Het recept is geheim en komt van de Confeitaria de Belém die ze al in 1837 maakte naar een recept van het nabijgelegen klooster Mosteiro dos Jerónimos. Ze zijn er wereldberoemd mee geworden en maken er zo’n 10.000 per dag van! Buiten staan lange rijen wachtenden om ze te mogen kopen en binnen is het een beheerste drukte van jewelste. Wil je liever niet wachten en er thuis van genieten? Probeer dan eens dit recept uit. Bijna net zo lekker als het origineel!

De Pastéis de Belém zijn kleine bladerdeegvormpjes gevuld met een soort banketbakkersroom. Crème brulée in een taartje! Maak er meteen lekker veel van zoals wij en geniet ervan aan het einde van een mooi dinertje met veel vrienden. Het thema van ons diner was: vakantie. En iedereen moest een wijn-spijs combinatie meenemen die hem of haar aan de vakantie deed denken. Wij waren net in Lissabon en het schiereiland eronder (Península de Setubal) geweest, dus werd onze combinatie de Pastéis de Belém met een mooie dessertwijn uit de buurt, de Moscatel de Setúbal van Bacalhôa.

Ingrediënten (voor ca. 20 pastéis):

  • 25 gram of 2 afgestreken eetlepels bloem
  • 250 ml melk
  • 250 gram kristalsuiker
  • Een paar druppels vanilleessence of een vanillestokje (halveren en het merg eruit schrapen)
  • 6 eierdooiers (gezeefd)
  • Enkele stroken limoenschil (dit is het origineel, maar ik prefereer sinaasappelschil, ook al omdat die beter harmonieert bij de Moscatel de Sétubal die ik erbij serveerde)
  • Kaneelstokje
  • 12 plakjes roomboterbladerdeeg (er gaan 10 plakjes in een pak van 500gr en je maakt van 3 op elkaar gelegde plakjes voor 5 pastéis bladerdeegcupjes)
  • Kaneelpoeder en poedersuiker

Bereiding:

  • 25gr (2EL) bloem met een scheutje melk in pannetje losroeren (niet op vuur). Dan met rest van de melk losroeren. 250ml melk in totaal.
  • De pan op het vuur zetten en de limoen- of sinaasappelschil (grote brede stroken, dus niet geraspt), het kaneelstokje, het merg van een vanillestokje en het leeggeschraapte vanillestokje erbij doe. Verwarm het geheel. Als het warm is, de limoen-/sinaasappelschil, het kaneelstokje en de lege vanillepeul eruithalen.
  • Doe de eierdooiers door een zeef in een kommetje.
  • Haal de pan van het vuur en roer er 250gr suiker door.
  • Zet de pan weer op het vuur en laat de suiker helemaal oplossen. Ook de bloem moet even goed doorgekookt zijn, anders proef je de bloem.
  • Roer nu de gezeefde eierdooiers erdoor en verwarm nog circa 1 minuut. Let op dat je dit niet op te hoog vuur doet, anders krijg je roerei!
  • Neem ondertussen voor 20 pastéis 12 plakjes bladerdeeg en laat die een beetje ontdooien.
  • Neem telkens drie plakjes, smeer plakje 1 met een kwastje in met wat water, leg plakje 2 erop, smeer die ook in met wat water en leg plakje 3 erop.
  • Rol de drie velletjes samen op, strooi er aan de buitenkant wat bloem over, wikkel ze in keukenfolie en laat de rolletjes in de koelkast even opstijven.
  • Snij de rolletjes in stukjes (5 stuks per rolletje, ca. 2 cm dik).
  • Druk de plakjes aan een platte zijkant met je duim in en maak er kleine cupjes van.
  • Vet een muffinbakvorm (voor 12 muffins of gebruik losse muffinvormen) in met wat boter of gebruik extra vormpjes van bakpapier die je in je silliconen of metalen muffinvormpjes legt (dan hoef je niet in te vetten).
  • Doe de bladerdeegcupjes in de bakvormen en druk goed aan de randen aan zodat je een mooi bakje krijgt.
  • Vul de bladerdeegvormpjes met de custardcrème (niet helemaal vullen, maar tot ca. 2/3 vullen of tot ca. 1 cm onder de rand).
  • Bak ze liefst zo heet mogelijk en kort, dus bijvoorbeeld 8-9 minuten op 290°C. Ze moeten echt mooi goudbruin worden aan de bovenkant en let er ook op dat het bladerdeeg gaar is. Mijn oven gaat echter niet zo hoog, hij haalt max. 260°C. Bij mij duurde het bakken uiteindelijk zo’n 20 minuten in een oven van 260°C. Toen werd de bovenkant lekker bruin en was het bladerdeeg gaar. Check regelmatig even. Je kunt er ook voor kiezen om de bladerdeegcupjes eerst even zonder vulling een paar minuten voor te bakken, dan zijn ze daarna sneller gaar.
  • Bestrooi na het bakken met wat kaneelpoeder en poedersuiker en eet liefst zo vers mogelijk op.

Wijntip: Moscatel de Setúbal. Deze amberkleurige dessertwijn komt uit Portugal, van het schiereiland Setúbal ofwel Península deSetúbal (spreek: stoe-bal). Dat ligt vlak onder Lissabon en is niet alleen qua regio het meest passend bij de Pastéis de Belém. Moscatel de Setúbal is een versterkte dessertwijn die wordt gemaakt van het druivenras Muscat d’Alexandrie. Wij kozen voor de 2012 Moscatel de Setúbal van Bacalhôa. De wijn is zo donker van kleur omdat de wijn een rijping op eikenhouten vaten van minimaal een jaar heeft gehad. In de neus citrus, sinaszest, muskaat, rozijnen en dadels. In de mond weelderig, zacht, fruitig en zoet met een aangename zuurgraad. Oranjebloesem, sinaszest, caramel, rozijnen, dadels. Door sinaasappelschil in de crèmevulling van je pastéis te doen, trek je de smaken nog beter naar elkaar toe en harmoniëren pastéis en dessertwijn parfect! Probeer ‘m ook eens bij blauwschimmelkaas, desserts met chocolade of pecannotentaart. Serveer ‘m gekoeld.

Geniet ervan! Saúde!